Claude van de Berge
 
 
uitg. Manteau
ISBN 90-223-1134-1
 
 
Bij vele niet-technologische culturen, zoals die van Afrikanen, Indianen, Siberiërs, is het masker niet bedoeld om
het eigen gezicht te verbergen, maar om een universeel gezicht aan te nemen. Men maakt een afbeelding van de
godheid, die men vervolgens als masker draagt om zich met de godheid te identificeren. De identificerende,
spiritualiserende functie van het masker is het uitgangspunt van deze gedichten. Gedichten van de verte, of
gedichten die van ver komen, zo zou men de eerste, in boekvorm gepubliceerde poëzie van Claude van de Berge
kunnen omschrijven.
 
 
 
 
In de klank van het licht.
 
In de klank van de rode oevers. In de klank van de steppegrasbloem.
 
Onze woorden zijn het spiegelbeeld van het heelal.
 
En gering zijn onze gebaren, vluchtig als oogharen in de avonden
van honingraat.
 
Klankdoorsijpelingen in het wonder van de verbeelding, in de
oplichtingen van het eindeloze, in de woordsedimenten van de verre
beddingen. Met wat wij opvangen in onze taal, scheppen wij
onszelf.
 
Wij zijn geopend als juwelen,
 
 
met vele bladen.